Deze opiniebijdrage van OSGG’er Marc Reynebeau in De Standaard (05/10/2011) willen we u niet onthouden.

REKENEN OP WIE NIET KAN TELLEN

‘Een historicus aanwerven is toch wel een brug te ver.’ Aldus sprak iemand van een bureau dat aan personeelsselectie doet (DS 10 september). Dat was een intrigerende uitspraak. Maar waarom?
Uw columnist had wat tijd nodig om zich daar een mening over te vormen. Temeer omdat er ook een persoonlijke kant aan zit, omdat ondergetekende het ooit bestond (jong zijnde en van niet beter wetend, nietwaar) om voor zo’n diploma aan de universiteit te gaan studeren.
De selectieman wist ook waarom bedrijven van geen menswetenschappers willen weten, laat staan van historici: ‘er moet een minimale affiniteit zijn met de materie, met de cijfers’. Suggestie: bij alfawetenschappers ontbreekt die affiniteit. Dat zegt toch wat. Dat bedrijfsvoering volgens de man louter een zaak van cijferen is, indien het al niet uitsluitend een centenkwestie zou zijn.
Maar zijn het dan de historici die de bankencrisis hebben veroorzaakt? Nee, dat waren net de jongens die zo goed kunnen tellen. En nu mag iedereen de puinhoop afbetalen die zij hebben aangericht. ‘Een minimale affiniteit’ met cijfers volstaat dus toch niet voor het algemeen geluk.
Meer nog: hadden die banken maar een historicus in dienst gehad! Of als dat beroep te vies klinkt, hadden ze zo iemand bijvoorbeeld een recurrentiemanager kunnen noemen. Dan hadden ze zich kunnen herinneren dat de economische crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw heeft geleerd dat depositobanken en investeringsbanken het best een gescheiden leven leiden. Die les is in 2008 nog wel eens in herinnering gebracht, maar ondertussen alweer vergeten.
Wat leert die fameuze uitspraak ons dan? Dat jongelui geen faire kans krijgen wanneer ze in handen vallen van dat selectiebureau. Het beslist mee over de toekomst van mensen, maar doet dat blijkbaar op basis van simpele vooroordelen en geborneerd cijferfetisjisme en heeft amper enig benul van de diploma’s die het geacht wordt te beoordelen. Tiens, zou een assessment daar niet op zijn plaats zijn?
De vraag is acuut nu er kennelijk zoveel te mopperen valt over jongeren die foute, ja ‘decadente’ studiekeuzen maken. Sommigen willen zelfs bij kleuters al de schedel opmeten om te zien of daar geen aanstaande ingenieurs tussen zitten die het, o gruwel, wel eens in dat hoofdje zouden halen om pakweg theaterwetenschapper te worden.
Om te beletten dat hun ouders van hen zo nodig pianovirtuozen of profvoetballers willen maken, zullen ze die ukjes nu al vragen wat ze later echt willen worden. Al is de kans groot dat de arbeidsmarkt dan straks wordt overspoeld door aspirant-brandweerlui en dito prinsessen.
Het heet zelfs dat huisvrouwen niet langer bij de haard horen te luieren, maar in de zorgsector moeten gaan werken. Zouden ze daar dan niet eens beginnen met betere arbeidsvoorwaarden, zodat de sector niet om de haverklap zijn witte woede moet gaan uitschreeuwen op straat?
Het is ook altijd wat met die bedrijven. Het lijkt wel alsof ze eigenlijk liever géén personeel hebben, want dat kost altijd te veel. En ze willen de wet zo gewijzigd zien dat ze werknemers gemakkelijker en vooral goedkoper kunnen ontslaan. Maar als het dan toch moet, zijn ze de kieskeurigheid zelve.
Historici, nee, dank u, die kunnen niet rekenen. Jongeren lusten ze in het algemeen niet, wegens te jong en onervaren en waarschijnlijk kunnen die ’s morgens nooit op tijd uit bed. Zeker op jonge vrouwen zijn ze niet tuk, want die dreigen wel eens zwanger te worden. Ouderen hoeven ze al evenmin, want die verdenken ze ervan te sloom en niet meer bij de tijd te zijn. Sollicitanten hebben ze ook liever bleu-blanc-belge omdat de klanten, denken ze, niet graag een allochtoon zien aanbellen om de nieuwe kantelpoort te installeren.
Sprak daar iemand over een attitudeprobleem?
Het toeval (nee, dan toch het werk) bracht me vorige week in Parijs, waar ik Jean-René Foutrou aanhoorde, de grote baas van de mediareus Vivendi. Hij had via de universiteit van Bordeaux ervaring opgedaan met literatuurwetenschappers, die misschien nog ergere snullen zijn dan historici.
‘Ik dacht dat bedrijven met hen niets konden aanvangen’, zei hij. ‘Maar wat bleek? Ze hebben verbeelding, ze zijn flexibel en vooral, ze kunnen met mensen omgaan. Ik kan u verzekeren dat dit bij alumni van de Grandes Écoles allemaal niet het geval is. En ik weet waarover ik spreek, ik heb daar zelf een ingenieursopleiding gekregen.’
Wat u, selectieman?